Bij het opgroeien en opvoeden van een kind zijn er diverse mijlpalen. Een daarvan is eten. Maar hoe pak je dat aan?
Dit artikel is geschreven door Rodrigo van Asseldonk, auteur van het boek Jouw baby’s eerste hapje, een boek dat op toegankelijke en onderbouwde wijze de visie op voeden en de introductie van vaste voeding – zoals besproken in dit artikel – behandelt.
Laat je baby kiezen en ontdekken
“Hier komt het vliegtuigje!” Een klassieker aan de eettafel. Voor veel ouders een gezellig moment, compleet met vliegtuiggeluiden en hoopvolle lepeltjes. Maar voor een baby is het vaak vooral verwarrend: eten dat onverwacht zijn mond in vliegt, zonder dat hij zelf iets mag bepalen. Geef je diezelfde baby een stuk broccoli in zijn hand? Grote kans dat hij gaat kijken, voelen, proeven en vooral: genieten.
Het is zó verleidelijk om als een standbeeld naast je baby te zitten: “Toe maar, nog een hapje. Ja hoor, heeeeeel lekker. Hmmm, pak maar…” We willen elke hap analyseren en hopen stiekem dat er vandaag net iets meer broccoli naar binnen gaat dan gisteren. En als dat niet gebeurt? Dan raken we soms gefrustreerd. Niet altijd in woorden, maar in een subtiele zucht, een hoofd dat zachtjes nee schudt, of een blik die alles verraadt. Hoe dan ook: je baby voelt het.
Baby’s maken connecties via hun zintuigen. Ze leren niet alleen door wat jij zegt, maar vooral door wat jij doet. Als jij bepaalt dat hij geen curry mag – omdat jij dat te pittig vindt – of geen augurken krijgt omdat jij die zelf niet lekker vindt, geef je ongemerkt jouw smaakvoorkeuren door. Maar wat als je die controle loslaat? En je baby wél laat ruiken, voelen, proeven?
Er bestaan fases in de ontwikkeling van kinderen die we ‘gevoelige periodes’ noemen: een venster waarin leren gemakkelijker gaat. Voor de kennismaking met smaken en texturen geldt precies zo’n gevoelige periode.1 Baby’s zijn in de eerste maanden van het eetproces bijzonder ontvankelijk voor nieuwe smaken en texturen. Zelfs bitter. Juist dan helpt herhaling: groenten, fruit en andere voedingsmiddelen met verschillende smaken (zoet, zout, zuur, bitter, umami, vet en pittig) en texturen (dun, vloeiend, romig en kleverig) aanbieden, opnieuw en opnieuw, zonder druk maar met vertrouwen. Vroege blootstelling legt de basis voor een gevarieerde smaakvoorkeur. Laat je die kans liggen, dan kan het aanleren van nieuwe smaken en texturen op latere leeftijd een stuk lastiger worden. Juist omdat het stukje smaken en texturen belangrijk is als je het vergelijkt met bijvoorbeeld een papje/ pureetje.
Geef ruimte aan het instinct en respecteer de intuïtie
Hoewel er weinig hard bewijs is dat baby’s instinctief precies weten wat ze moeten eten, laten veel ervaringen iets bijzonders zien: als ze de kans krijgen, maken baby’s verrassend goede keuzes. Een mooi voorbeeld is het experiment van kinderarts Clara Davis uit 1920.2 Zij gaf baby’s van zeven tot negen maanden de keuze uit 33 gezonde voedingsmiddelen, zonder tussenkomst van volwassenen. Geen lepel, geen menu, geen “nog een hapje”. Gewoon: ontdekken. Wat bleek? De baby’s stelden zelf een uitgebalanceerd dieet samen, zelfs beter dan wat toen als ‘normaal’ werd beschouwd.
Een moderne variant hiervan is de zogenaamde monkey platter. Geen bord vol bananen voor apen, maar een schaal met verschillende gezonde hapjes die je baby zelf mag verkennen. Je zet het neer en laat de keuze aan hem. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat als je een schaal neerzet met chocola, chips, snoep én broccoli, hij alleen die broccoli zal eten. In het experiment van Davis werd de keuze beperkt tot voedzame opties, binnen die kaders kozen de baby’s een juiste balans.
We willen graag dat onze baby zo snel mogelijk allerlei mijlpalen behaalt, zoals het leren eten met een lepeltje en het drinken uit een open beker. Dus gaan we ernaast zitten. “Kom op, je kunt het! Ja, goed zo! Nog een keer…” We blijven aanmoedigen totdat het eindelijk lukt. Maar een plantje trek je toch ook niet uit de grond omdat je vindt dat het sneller moet groeien? Dan trek je de wortels mee. En dan groeit het helemaal niet meer.
Net zoals je baby leert kruipen, lopen of praten, zal hij ook zijn eerste hapje nemen – of leren eten met een lepeltje en drinken uit een open beker – op het moment dat hij er klaar voor is. Jij hoeft het niet te forceren. Je mag vertrouwen op het proces. Soms gaat het met een glimlach, soms met een gekke grimas, soms met een dag waarop alleen het drinken lukt. En dat is oké.
Eten uit het vuistje – ook wel baby-led weaning of de Rapley-methode genoemd – sluit perfect aan bij die natuurlijke nieuwsgierigheid. Denk terug aan dat stukje broccoli: in zijn hand, niet vanaf een vliegtuigje. Door voedsel aan te bieden en neer te leggen, krijgt je baby de kans het zelf te pakken, vast te houden en naar zijn mond te brengen. Zo ervaart hij meer controle en leert hij spelenderwijs over smaken, geuren en texturen. Het stimuleert de fijne motoriek én het zelfvertrouwen. In plaats van gevoed te worden, wordt eten iets wat je baby zélf mag doen; op zijn manier en op zijn eigen tempo. Dat zorgt niet alleen voor plezier aan tafel, maar ook voor een positieve relatie met eten op de lange termijn.
Kortom: laat ruimte voor de natuurlijke ontwikkeling van je baby en laat die op zijn eigen tempo tot bloei komen.
1 Harris, G., & Mason, S. (2017). Are there sensitive periods for food acceptance in infancy? Current Nutrition Reports, 6(2), 190–196. https://doi.org/10.1007/s13668-017-0203-0
2 Davis CM. Results of the self-selection of diets by young children. Can Med Assoc J 1939;41:257-61.
TIP:
In samenwerking met een vroedvrouw en andere medisch professionals schreef Rodrigo hierover een boek: Jouw baby’s eerste hapje. Hierin pleiten ze voor een aanpak waarin de autonomie van de baby centraal staat: zelf leren eten, op eigen tempo en zonder druk of sturing maar met vertrouwen. Het boek ligt inmiddels in diverse bibliotheken en is te bestellen via Bol.