Sandra zei op de middelbare school direct dat ze fysiotherapeut wilde worden. Tijdens een stage voor haar opleiding tot fysiotherapeut liep ze mee in een kinderfysiotherapie praktijk en wist ze dat dit was wat ze wilde. Na het afronden van haar opleiding tot fysiotherapeut specialiseerde zich gelijk tot kinderfysiotherapeut.
Hoe zag jouw weg naar kinderfysiotherapeut eruit?
Op de middelbare school kwam in de vierde klas de vraag: wat wil je worden? Ik zei het eigenlijk direct: “Ik word fysiotherapeut en ik ga mensen helpen”. Ik weet nog wel dat ik met mijn vader naar een open avond ging van een hbo-opleiding in de sport en organisatie, maar ik dacht eigenlijk na vijf minuten ‘wat doe ik hier?’ Ik zag mijzelf in de behandelruimte oefenen met andere mensen.
Deze keuze komt denk ik vooral ook omdat ik zelf behoorlijk onhandig kan zijn en dan weer een gebroken voet had en dan weer een gescheurde meniscus en lang rugklachten heb gehad in mijn tienerjaren.
Toen ben ik gestart met een 4-jarige hbo-opleiding tot fysiotherapeut in Leiden waarna ik na mijn afstuderen in juli in september direct ben gestart met de master opleiding tot kinderfysiotherapie (weer 3 jaar..) en vervolgens heb ik nog een jaar een specialisatie gedaan als kinderbekkenfysiotherapeut van één jaar.
De dynamiek met het kind maar ook de complexiteit en de eerlijkheid van kinderen trokken mij direct
Waarom heb je gekozen om kinderfysiotherapeut te worden?
Tijdens mijn opleiding tot fysiotherapeut heb ik in mijn tweede jaar tien dagen stage gelopen bij een kinderfysiotherapie praktijk. Ik vond dit zo inspirerend! De dynamiek met het kind maar ook de complexiteit en de eerlijkheid van kinderen trokken mij direct.
In het vervolg heb ik nog 20 weken stage gelopen in een algemene fysiotherapiepraktijk en het was leuk, maar ik werd er niet warm van.. Weer iemand met rugklachten waarmee je oefeningen mee gaf en er vervolgens zelf niet mee aan de slag wilde gaan, weer stress gerelateerde nekklachten of een overbelaste knie.
De omgang van ouders met het probleem, de invloed van ouders op pijnklachten en de copingstijl van ouders zijn zo belangrijk in de behandeling
Hoe verschilt kinderfysiotherapie van fysiotherapie voor volwassenen?
Kinderfysiotherapie bij sportblessures is denk ik niet erg verschillend van sportblessures bij volwassenen, alleen dat de groei een belangrijke factor is om rekening mee te houden.
Maar daarnaast zijn er hele diverse hulpvragen bij kinderen. Denk hierbij aan baby’s met een achterstand in de motorische ontwikkeling, kinderen die op school uitvallen bij gym, omdat het motorisch functioneren onvoldoende is of tieners met onverklaarbare lichamelijke klachten.
Bij heel jonge kinderen is de frequentie van fysiotherapie ook heel anders dan bij volwassenen, omdat de eerste periode zo belangrijk is om nieuwe vaardigheden aan te leren.
Daarnaast zie ik ook als kinderbekkenfysiotherapeut hele andere hulpvragen waarvan vele mensen niet weten dat ze bij de kinderfysiotherapeut terecht komen. Denk hierbij aan buikpijnklachten, broekplassen en nachtelijk bedplassen.
En het allergrootste verschil tussen kinderfysiotherapie en fysiotherapie voor volwassenen is dat je niet alleen het kind behandeld, maar ook de ouders! De omgang van ouders met het probleem, de invloed van ouders op pijnklachten en de copingstijl van ouders zijn zo belangrijk in de behandeling. Informeren en adviseren van de ouders/ verzorgers is een van de belangrijkste dingen van mijn werk!
Als (kinder)fysiotherapeut werk je ook samen met andere disciplines. Kan je hier iets over vertellen?Momenteel werk ik op twee plekken: in een eerstelijnspraktijk en een kinderdienstencentrum.
In de eerstelijnspraktijk werk ik veel samen met jeugdartsen en huisartsen. Wanneer wij een niet pluis gevoel hebben, neem ik contact op. Wanneer het over de algehele ontwikkeling van het kind gaat en de jongere kinderen neem ik contact op met de jeugdarts met de vraag of we verder onderzoek kunnen laten doen. Wanneer het om oudere kinderen gaat of om orthopedische hulpvragen bel ik de huisarts. Vaak is het telefonisch overleg of een uitgebreide rapportage.
Op mijn andere werkplek, een kinderdienstencentrum voor kinderen met een ernstig meervoudige beperking, werken wij eigenlijk de gehele dag samen. We hebben daar een team met ergotherapeuten, logopedisten, maatschappelijk werk, revalidatiearts, teamarts en een orthopedagoog. Je kijkt samen waar op dat moment de grootste kansen liggen voor het kind en werkt gezamenlijk aan doelen. Wij werken met zijn allen op locatie met de kinderen waardoor de lijntjes erg kort zijn. Dat zou ik echt elke kinderfysiotherapeut gunnen en is een heel belangrijk leerpunt voor therapeuten in de eerstelijn. Samen kom je verder dan alleen!
Wat voor problematieken zie je op het kinderdienstencentrum?
Op Nifterlake zitten kinderen van 0-18 jaar met een ernstig meervoudige beperking. Hierin zien we veel uitlopende ziektebeelden wie zien kinderen met cerebrale parese, het syndroom van down, angelman of een andere gen mutatie. Alle kinderen zijn volledig afhankelijk van zorgverleners. Daarbij help ik als kinderfysiotherapeut op diverse gebieden. Als eerste kijken we naar welke motorische vaardigheden heeft het kind en hoe kunnen we dit stapje voor stapje vergroten. Soms zijn de stapjes groot bijvoorbeeld loslopen maar soms zijn het ook hele kleine stapjes bijvoorbeeld een kind die zelfstandig kan omrollen naar zijligging om daar een stuk speelgoed te kunnen pakken. We kijken ook naar verzorging bijvoorbeeld als een kind zelfstandig op kan staan en blijven staan maakt dit de verzorging door ouders een stuk gemakkelijker en proberen we de stafunctie in stand te houden.
Ook zijn we altijd bezig met preventie van complicaties. Denkt hierbij aan scoliose, verkorte spierlengte van de spieren of ademhalingsproblemen.
Maar sommige kinderen die zelf heel weinig kunnen bewegen laten wij op een andere manier bewegen ervaren. Denk aan zwemmen, samen rollen, schommelen, liggen op een springkussen en glijden met een doek over de grond. Het ervaren van deze bewegingsprikkels kan een kind veel plezier en energie geven.
Hoe ziet de fysiotherapeutische behandeling eruit bij kinderen met een ernstig meervoudige beperking?
Lange oefenmomenten, zoals in de eerstelijn, kunnen veel kinderen bij ons op locatie niet aan dus vaak zijn het korte momenten dat ik een-op-een oefen. Geen behandeling ziet er hetzelfde uit en dat maakt het daarom ook wel lastig om te omschrijven. Het is op een spelende manier het kind uitlokken om elke keer de grens iets te verleggen. Dit doe je dan niet door bijvoorbeeld te zeggen: “We gaan lopen zonder rollator”, maar dan loop ik met het kind aan de hand en dan kijk ik of ik stukje bij beetje de hand van het kind los kan laten. Dit begeleid je vooraf met gebaren, een spraakcomputer of met verwijsliedjes, zodat het kind goed weet wat hem of haar te wachten te staat.
Als ik met een kind wil oefenen om even los te kunnen zitten zonder steun van de handen zoek ik een stuk speelgoed op wat het kind superleuk vindt en kijk ik of het kind het speelgoed wil pakken en zo dus de handen even los wil laten van de grond.
Het belangrijkste bij het werken met deze doelgroep is dat je het samen doet. Zo laten de collega’s op de groep het kind ook even kort staan als het uit de rolstoel gaat, houdt de begeleider het speelgoed even iets hoger vast zodat het kind even uitstrekt en even iets bij een andere groep wegbrengen doen ze nooit alleen, maar met een kind om bijvoorbeeld de conditie te verbeteren, te oefenen met het lopen met rollator of het rolstoel rijden te oefenen.
Als je met kinderen werkt, moet je je aanpassen. Zo kunnen ze soms oefeningen niet begrijpen. Hoe doe je dit?
Ik denk vooral vanuit de hulpvraag vanuit het kind en vervolgens laat ik dit aansluiten bij de belevingswereld van het kind.
Zo had ik een jongen met een gebroken been die weer wilde leren fietsen. Je kan dan binnen gaan oefenen en uitleggen hoe dat buiten ook moet, maar dat is totaal niet passend bij kinderen. De volgende behandeling nam de jongen zijn fiets mee naar de praktijk en dan oefenen we het fietsen in de context waar hij het vervolgens ook in gebruikt. Dit is denk het belangrijkste uitgangspunt in de behandeling.
Als een kind kracht moet opbouwen in de vorm van springen maken we een parcours waar het kind over hindernissen moet springen. Het ene kind is een kikker, de andere denkt dat hij de vloer niet mag raken omdat het lava is en het andere kind is een piraat en mag niet opgegeten worden door de haaien in de zee.
Ik vind het belangrijk om samen met ouders het behandelplan op te stellen
Daarnaast krijg je ook te maken met ouders. Hoe betrek je hen bij het behandelproces?
Ik vind het belangrijk om samen met ouders het behandelplan op te stellen. Daarbij hoort eerst uitleg en vervolgens ook samen met het kind doelen stellen waar iedereen achter staat.
Daarbij is het belangrijk om samen met ouders af te stemmen wat haalbaar is op dat moment in de thuissituatie. Zijn kinderen in die periode veel bij opa en oma omdat ze zelf een drukke periode op werk hebben, is het niet de beste tijd om zindelijkheidsbehandeling te starten.
Wanneer ouders zelf niet open staan voor behandeling dan is het belangrijk om dit bespreekbaar te maken, want dat is een teken dat de behandeling niet gaat slagen.
Een ouder kind of volwassene kan aangeven als er sprake is van pijn of last ergens van. Een (klein) kind kan dit natuurlijk lastiger. Daarom is het als ouder zijnde goed om hier alert op te zijn. Wat zijn signalen waar ouders op kunnen letten?
Het is belangrijk om goed te kijken naar het kind, vooral bij jonge kinderen of kinderen die door een ontwikkelingsachterstand niet kunnen praten. Daarbij zeg ik altijd: luister naar het moeder gevoel want dit klopt (bijna) altijd.
Soms kan het ook helpen om korte video’s van een kind te maken in een bepaalde situatie. Dan kan je het met elkaar vergelijken en soms vertraagd afspelen.
Bij baby’s zie je het vaak aan het gezicht van de baby. Zie je tijdens het verschonen dat het gezichtje wat verandert kan het zijn dat er pijn is bij de heupen. Is het aankleden lastig, is er mogelijk wat met de schouder aan de hand.
Bij jonge kinderen valt het op als een kind ineens vermoeider is dan normaal, vaker valt of als het kind iets niet meer wil wat hij eerder altijd wel wilde.
Maar soms gaat het om nog kleinere dingen, zoals een kind dat niet meer elke nacht doorslaapt of een kind dat vaker op schoot wilt zitten.